Andriesse, Erik
Bussum, 17 juni 1957 - Amsterdam, 23 maart 1993
Biografie: Erik Andriesse
Wie op vijftienjarige leeftijd al een eerste galerie tentoonstelling heeft, in 1988 de eer te beurt viel van een eenmanstentoonstelling in het Amsterdamse Van Gogh museum en dan op nog steeds jonge leeftijd plotseling aan een hersenbloeding overlijdt, maakt kans een mythe te worden. Erik Andriesse was er zelf de man niet naar dit na te streven, maar hij was wel ambitieus.
Beeldende kunst was voor Andriesse een levensvoorwaarde, een vanzelfsprekendheid zoals slapen en eten dat zijn. Er is voor hem geen vraag naar het bestaansrecht, het is er, het was er en het zal er altijd zijn. Beeldende kunst, daar het gaat hem om, en alles en iedereen - vooral niet-kunstenaars - die daar omheen circelen zijn niet echt van belang. En dat is een vanuit kunstenaarsoptiek te waarderen standpunt dat bovendien verhelderend werkt bij de beoordeling van het eigen werk.
Tijdens en na zijn verblijf aan het toenmalige Ateliers '63 (1975-1977) maakt Andriesse korte tijd abstracte composities van beschilderde houten plankjes en vruchtensap-afdrukken op papier. Toch worden in deze composities al snel de vormen herkenbaar van zijn geliefde onderwerpen: bloemen en dieren. Figuratie is het sleutelwoord. Niet dat Andriesse dit als een theoretische stellingname hanteert. Hij had de overtuiging dat hij zich moest meten met de door hem bewonderde voorgangers en collega's. Melle, Carel Willink en Raoul Hynckes voor hun figuratieve vaardigheid, Picasso vanwege zijn vitaliteit, Floris Verster voor zijn natuurstudies en Penck en Lupertz om hun eigenzinnigheid.
Het ging de Nederlandse kunstenaar Erik Andriesse om het pure schilderen. Hij voelde een grote verbondenheid met zijn onderwerpen, die hij plastisch schilderde. Andriesse experimenteerde, studeerde, soms meerdere varianten op een dag met als doel kunst die een visuele beleving is, de juiste combinatie van kleur en vorm, gecombineerd met de vitaliteit van de natuur.
Als colorist pur sang zijn bloemen het favoriete onderwerpvan Erik Andriesse, die in de enorme verscheidenheid van de natuur zijn belangrijkste leermeester zag. Grote bewondering oogstte Erik Andriesse met zijn reeks monumentale portretten van bloemen, waarbij zijn keuze voor uitheemse soorten opviel. Het ging Andriesse hierbij niet zo zeer om een exacte weergave van de bloem. Hij gebruikte de vormen als excuus om zijn schilderkunstige mogelijkheden te onderzoeken. Reeds in zijn jeugd tekende hij veel bloemen en ook tijdens zijn carrière als kunstenaar bleven bloemen en bloemmotieven een belangrijke rol spelen: zonnebloemen, amarylissen als eerste, maar ook lelies, orchideeën, papavers, magnolia's worden in een vloeiend totaalbeeld geschilderd. Het gemak waarmee dit gebeurt is maar schijn. En dat schijnbare gemak onderscheidt hem van anderen die de betekenis van hun werk niet in de beeldende kunst zelf zoeken, maar daarbuiten.
Aan het begin van zijn loopbaan schilderde Erik Andriesse werken, die opvielen door de herhaling van vruchtmotieven. Opmerkelijk was zijn keuze voor bessensap als kleurstof. Ook gebruikte hij fruitschillen om seriematige afdrukken op wc-papier en hout te maken. Omstreeks 1981 ging Erik Andriesse over op het gebruik van waterverf, dat niet als bessensap de vervelende gewoonte heeft om snel te verkleuren.
Andriesse heeft honderden studies van schedels gemaakt. Al in 1986 exposeert hij in museum Fodor in Amsterdam een groep van 25 schedels die door kleur, vorm en compositie allemaal een ander aangezicht hebben. Het is alsof hij de anonimiteit van de dood tegengaat door alle schedels individuele trekken te geven en hen zo iets van het leven terug te geven. Gezien zijn bloemen is het toepasselijk dat Andriesse in 1988 een tentoonstelling krijgt in het Van Goghmuseum. In hetzelfde jaar wint hij de Prix de Rome.
Tijdens een verblijf op Bonaire raakt hij gefascineerd door de grillige vormen en de schitterende kleuren van allerlei tropische zeedieren. Als gevolg ontstaan reeksen werken van krabben, kreeften, schelpen en schildpadden. De moeilijkste vormen en patronen lijken de grootste uitdaging aan de tekenvaardigheid van de kunstenaar op te leveren. Toch gaat het Andriesse nooit om de exacte weergave an sich', maar om de eigenzinnige composities die hij met zijn kleurrijke voorstellingen weet te creëren.
De moeilijkste vormen en patronen lijken de grootste uitdaging aan de tekenvaardigheid van de kunstenaar op te leveren. Toch gaat het Andriesse nooit om de exacte weergave an sich', maar om de eigenzinnige composities die hij met zijn kleurrijke voorstellingen weet te creëren. Nog duidelijker wordt dit in de talrijke werken met skeletten die hij tijdens en na een werkperiode in het Zoölogisch Museum in Amsterdam in 1990 maakt. In eerste instantie bestudeert hij nauwkeurig de complexe anatomie van schedels en beenderen van mensen en dieren. Dan plaatst hij de skeletten in wervelende composities, geeft ze beweging en individualiteit mee en blaast ze zo nieuw leven in. Hoogtepunt is ongetwijfeld het monumentale schilderij Dode dierentuin uit 1990/91 waarop de skeletten van een giraf, een leeuw, een krokodil, een aap en een papegaai samen met een aantal menselijke doodshoofden een bizarre parade formeren.
Werkelijke portretten heeft Erik Andriesse niet veel gemaakt. Slechts enkele vrienden en familieleden heeft hij geportretteerd, hieronder zijn vriendin Liesbeth en bevriende collega's zoals Marlene Dumas. De meeste portretten uit zijn directe omgeving waren ook weer van een dier; zijn hond Igor.
In 1992 begint Erik Andriesse tijdens een verblijf aan het Europees Keramisch Werkcentrum in Den Bosch met het vervaardigen van keramiek. Zijn ongekende produktiviteit leidt al snel tot series schalen en vazen waarin hij op speelse wijze motieven van dieren en skeletten verwerkt.
Met zijn op vergankelijkheid wijzende onderwerpen lijkt Erik Andriesse geen verhaal te willen vertellen - hij wees elk etiket van symbolisme van de hand -, anders dan zijn collega's in de jaren tachtig, die eveneens figuratief werkten maar juist veel aandacht gaven aan symboliek en citaten. Bij hem vormen de stadia van bloei en verval geen vanitas-symboliek en tonen zelfs schedels en skeletten geen macabere doodsgrijns maar getuigen ze veel meer van een vrolijke relativering van onze vergankelijkheid. Hoogstens kunnen we zeggen, dat Erik Andriesse zijn onderwerpen niet alleen het voertuig van zijn schilderen liet zijn, maar ook dragers van zijn intellectuele en emotionele interesses. Ze stoelen niet op een verhaal, hebben geen uitgesproken literaire of kunsthistorische achtergrond maar weten door Andriesses monomane interesse, schilderkunstige techniek en zijn gevoel voor theatraliteit de kijker te overtuigen dat zijn bloemen en skeletten een tweede leven zijn begonnen.

Werken in het archief (33)
Signatuur
