Dam Van Isselt, Lucie Van
Bergen op Zoom, 1871 - 1949
Biografie: Lucie Van Dam Van Isselt
Zij werd geboren op 15 juni 1871 in Bergen op Zoom. Haar vader en moeder waren Jacob Thomas Theodoor Carel van Dam van Isselt en haar moeder was Henriette Maria Lucretia Drabbe. Zij had een oudere broer Willem.
Het gezin verhuisde diverse malen, uiteindelijk zou Lucie, vanaf 1876, in Kampen haar jeugd doorbrengen. Lucie besloot na de middelbare schooltijd om naar de Haagse kunstacademie te gaan. Het tekenen zat er bij haar al vroeg in, getuige een interview dat zij op 70jarige leeftijd gaf:"Sinds mijn vierde jaar schilder ik meizoentjes...Ten minste, het verhaal gaat dat ik er toen een uit het gras gehaald, in pot gezet, en geconterfeit heb...'. (zie drs. Wim Blok, Lucie van Dam van Isselt, 1871-1949, Een leven in stillevens, Venlo 1999).
Zij volgde aan de academie gedurende enkele jaren de schilderlessen en specialiseerde zich in landschappen, stillevens, stadsgezichten en bloemstukken. Heel af en toe maakte zij ook wel portretten. Er zijn diverse artikelen over haar werk verschenen en in een daarvan, waarvan een expositie van haar werk wordt besproken, wordt dit over haar gezegd:
"Het werk van mevrouw van Dam van Isselt is dikwijls al op het eerste gezicht te herkennen. Zij schildert veel stilleven en interieur, en toont zich vaak een fijne coloriste, die voorkeur heeft voor blanke tinten en delicate tegenstellingen. Witte tegels met een blauw figuurtje, witte of soms teer-blauwe doeken daartegen gezet, of althans, waar zij iets kleurigers en van sterker kleur geeft, een witte achtergrond, aan zulke motieven ziet men haar vaak haar gevoel voor kleur en stofuitdrukking meten. Zij is geneigd tot het precieuze en veelal in haar details miniaturiste. Tegen den witten muur van haar atelier doet zij het gouden lijstje van een ovaal portretje warm uitkomen, een vogelkooitje zich afteekenen, een tafellaken van weer ander wit dan de muur. Een van haar beste dingen hier is wel het stilleven, bestaande uit een zwarten hoogen hoed, witten handschoen en een stok; het is ook van compositie zeer knap. Een tuintje in sneeuw, dat daarboven hangt, toont spontaner, vlotter kwaliteiten. Ik meen, dat eenige schilderijen in donkerder gamma van den laatsten tijd zijn, het zijn zeker niet de minste." (oktober 1941).
Op 3 augustus 1892 trouwde Lucie met Evert Ekker, die 12 jaar ouder was dan zij. Hij was kunstschilder en was door een erfenis zeer vermogend geworden. In de eerste jaren van hun huwelijk reisden zij veel, vooral door Frankrijk.
Zij woonden in Den Haag, waar Lucie op 15 februari 1899 beviel van hun eerste kind, hun zoontje Evert. In 1900 verhuisden zij naar Renkum, waar zij een grote villa met elk een eigen atelier hadden. Op 23 april 1901 kreeg Lucie een tweede zoon, Martin.
In deze jaren heeft Lucie wel geschilderd en ook geexposeerd, maar niet zo vaak als haar lief was. Door haar huwelijk zag zij haar studie gedurende bijna 10 jaar afgebroken, tot zij in Veere de Belgische schilder Theo van Rijsselberghe ontmoette, die haar inspireerde en nieuwe moed gaf.
Lucie en Evert bezochten Zeeland en dan vooral Veere, regelmatig. Daar kwamen veel kunstenaars bij elkaar, met name Engelse en Amerikaanse, maar na verloop van tijd werd het ook ontdekt door Nederlandse schilders.
Het huwelijk van Lucie en Evert hield helaas geen stand, zijn veelvuldige afwezigheid heeft daar zeker toe bijgedragen. In 1907 nam Lucie een ingrijpend besluit: zij verliet haar man en liet haar kinderen bij hem achter om zich volledig aan de schilderkunst te gaan wijden. Later is het contact met haar twee zoons hersteld.
Zij ging in Veere wonen, de plaats waar zij de schilderkunst had teruggevonden. In 1908 maakte zij een reis naar Lyon, waar zij van de Franse kunstenaar Auguste Morisot leerde etsen en lithograferen.Bijna alle etsen en litho's, die zij maakte, hebben gezichten in en om Veere tot onderwerp; ze dateren uit de jaren 1907 - 1909. Toch is dit niet haar favoriete bezigheid geweest, aangezien er van haar hand na deze tijd geen etsen en litho's meer bekend zijn.
In 1911 ging zij naar Italie, waar zij erg onder de indruk van het werk van Titiaan raakte. Gedurende haar hele leven is zij altijd veel blijven reizen
In 1909 trouwde zij opnieuw, met de kunstcriticus Albert Plasschaert, hij noemt Lucie diverse malen in zijn publicaties, waarbij het opvalt, dat hij alleen 'kale' gegevens over haar verstrekt en zich verre houdt van een mening over haar werk. Mogelijk vond hij, dat hij als haar echtgenoot, niet objectief genoeg kon zijn.
Helaas hield ook haar huwelijk met Plasschaert geen stand en in 1922 kwam er een definitief einde aan. Na hun scheiding heeft Plasschaert overigens wel een aantal keren haar werk besproken. Zij was met vele beeldende kunstenaars bevriend, zelfs zodanig dat haar huis in Veere als ontmoetingsplaats fungeerde. Ondanks al deze kunstenaars, die bij haar over de vloer kwamen, waren er maar weinig mensen die in haar atelier mochten komen. Door een van deze schaarse bezoekers is er een beschrijving van gemaakt: "...dan gaan wij even het atelier zien. Alweer een wereldje op zichzelf, dat atelier met de zwarte balkjes en kozijnen, zacht fluweelige mijmeringen tegen de naakte witte wanden.
Een achterwand nevelt tot mij door, donker blauw-zwartig beschot met grappige, scheefgetrokken deurtjes waarin uit de hand geknutselde tralies. Daarachter hangen heerlijke boerenblauw getinte doeken als dertiendeeuwsche Umbrische festijn-servetten. En hier vooral de schouw! Twee gotische steunsels, ruineus, verbrokkeld, even aangevend de ragfijne lijn van witte zandsteen! Ze steunen het onversierde rechthoekige witte bovenvierkant van de schouw, waarop een schedel hier, een spiegeltje daar, potjes met verdorde distels, die je schier vertellen willen, hoe eenzaam het is en hoe droef, als je dood bent. En een zwart lantarentje ook, dat daar doodmoe de eeuwige rust is ingegaan. Daar hangen ze ook, de tooverdingen, waar ze haar doeken uit schept, rijtjes eieren, blauw doorwaasd of gespikkeld, portretlijstjes, tegeltjes, een vaasje, simplistisch en stil. Er staan wat duizendschoontjes te stoeien en te babbelen in een vaasje op een nog nat doek. Wat een gelukkige dood, zoo vereeuwigd te blijven! Op een groot doek: een tafel, waarop een hooge hoed, een paar wit-glace handschoenen, een stok, het veroveringsgeschut van een boulevardier. In een hoek een kastje met poppetjes, het gele trommeltje, ik ken ze alle, van Pulchri, van andere tentoonstellingen." In 1933 verhuisde Lucie van Dam van Isselt naar Den Haag, waarom zij dat heeft gedaan, is niet duidelijk.
In Den Haag nam zij regelmatig deel aan de verenigingsexposities van "Pulchri Studio", waarvan zij al sinds 1917 lid was, en de "Haagsche Kunstkring". Daarnaast had zij nog vele andere exposities, o.a. in Rotterdam was regelmatig werk van haar te zien.
Over een van haar tentoonstellingen werd in het "Maandblad voor Beeldende Kunsten" opgemerkt: "Wie zoo een tentoonstelling van meer dan vijftig schilderijen, w.o. ruim veertig stillevens, als die van Lucie van Dam van Isselt de vorige maand in de kunstzaal "Pictura" hield, oppervlakkig bezichtigt, kan misschien wel eenige aandoening van bekooring ondergaan en het tentoongestelde dan als "smaakvol" waardeeren, doch het is volstrekt niet onmogelijk, dat hij het wat eentonig vindt. Mevrouw Van Dam van Isselt schildert immers nagenoeg alles in een fijnen, blanken toon, een schakeering van grijzen en witten, waar op het eerste gezicht niet veel afwisseling, geen belangrijke onderscheiding van kleurwaarden in te bespeuren is. Doch als men wat nauwkeuriger toeschouwt, dieper tot het werk tracht door te dringen, dan neemt men toch allicht verschil en zelfs een beduidend verschil waar. Smaak-rijk is het inderdaad, dit werk; goeden en fijnen smaak toont Lucie van Dam van Isselt in al haar werken, geen uitgezonderd. Sommige er van geven evenwel van nog iets anders blijk; iets dat niet gemakkelijk te definieeren is en dat men daarom gemeenlijk maar aanduidt met het dan ook vaak misbruikte en dikwijls nietszeggende woord, toch zoo veel-betekenend: ziel.( )
Men zag met waardeering (die een enkele maal aan verbazing verwant was) hoe subtiel zij de teere nuancen van grijs en melk-blauwig, zilverachtig of water-klaar wit over haar doek liet vloeien; hoe fijn zij het licht in roomig-blank aardewerk of in het ijl-groenige glas van een fleschje deed weerglanzen.( )
Toch zou men Lucie van Dam van Isselt ook vroeger hebben tekort gedaan, had men haar werk slechts beschouwd als dat van iemand, die met onuitputtelijk geduld, gesublimeerden smaak en fijnontwikkelde techniek, beschaafde, ook wel bekoorlijke schilderijen vervaardigt. En zeker deed men thans haar onrecht, zoo men niet iets meer waardeerde. Verraste zij eertijds soms met een innigheid van visie, waardoor simpele dingen als een aarden potje met een cactus, een tinnen bekertje met droge bloemen, een oud lantaarntje, een paar kinderschoentjes, een Delftsch tegeltje, een doode mol of een vogellijkje, als in een sfeer van teeder, fijn vibreerend gevoel waren komen te staan, verraste zij voorheen met deze, wijl er de verschijning, of doorschijning van, toch wel tamelijk zeldzaam was, de winst van den laatsten tijd blijkt te zijn, dat zij nu vaker die intensiteit bereikt. Dat dit het meest het geval is waar in het werk een eenigermate volle of heldere kleur-klank doorklinkt (en dat gebeurt thans meer dan vroeger), is iets wat men kan opmerken, doch waar men voor het oogenblik nog maar geen gevolgtrekkingen aan moet verbinden."
Lucie van Dam van Isselt weigerde tijdens de tweede wereldoorlog om lid te worden van de Kultuurkamer, een beroepsorganisatie voor kunstenaars die door de bezetter was ingesteld. Dit had voor haar tot gevolg dat zij niet langer deel mocht nemen aan exposities. Wel werkte ze gewoon door en door regelmatige verkopen aan vrienden en bekenden beschikte ze in ieder geval over enige inkomsten.
Na de oorlog kon ze haar werk weer tentoonstellen en heeft dat ook volop gedaan. In de zomer van 1948 had ze haar laatste solotentoonstelling in Kunstzaal Plaats in Den Haag. Deze tentoonstelling werd door alle recensenten geprezen. In datzelfde jaar werd Lucie van Dam van Isselt ziek, zij bleek kanker te hebben; op 7 juni 1949 is zij overleden, bijna 78 jaar oud.
Kunststromingen: Veerse Joffers