Flinck, Govert
Kleef, 1615 - Amsterdam, 1660
Biografie: Govert Flinck
Govert (of Govaert) Teunisz. Flinck was een Nederlands kunstschilder van voornamelijk portretten, historische werken en genrestukken. Hij was een van de beroemdste leerlingen van Rembrandt, van ca. 1633 tot 1636. Aanvankelijk werd zijn werk wel voor een Rembrandt aangezien en zelfs verkocht, maar in de jaren veertig ontwikkelde Flinck een eigen, meer op de eigentijdse smaak aansluitende classicistische stijl van schilderen. Govert Teuniszoon Flinck werd geboren in Kleef, achter Nijmegen, in het Rijnland. Arnold Houbraken, een beroemde biograaf van Nederlandse schilders, vertelt uitgebreid hoe de jonge Flinck weigerde zich te interesseren in de zijdehandel, waar zijn vader hem graag in opgeleid had gezien. Flinck bleef maar getrokken worden tot het tekenen. Pas toen Lambert Jacobsz., die doopsgezind preker en schilder was, eens in Kleef kwam preken, werden zijn ouders door deze Jacobsz. ervan overtuigd dat hun zoon best schilder kon worden, want …gelyk zy ook met hem over een kwamen, dat hy haren Zoon met hem mede naar Leeuwarden, in zyn huis en onder zyn opzicht, de Konst zoude leeren. In Leeuwarden was ook Jacob Backer bij Lambert Jacobsz in de leer. Houbraken vertelt dat de twee samen naar Amsterdam vertrokken, rond 1633. Flinck ging daar in de leer bij Rembrandt. Waarschijnlijk was in de tijd dat Flinck in Rembrandts atelier leerde, ook Ferdinand Bol daar aanwezig (vanaf ca. 1635). Rond 1636 verliet Flinck de werkplaats van Rembrandt en stond op eigen benen. Houbraken vermeldt dat hij op dat moment Rembrandts werk zo nabij kwam dat verschillende werken van Flinck als Rembrandt zijn verkocht. Naderhand ontwikkelde zijn stijl met de smaak van de tijd mee in de richting van een meer classicerende stijl. Het ging Flinck blijkbaar voor de wind, want in 1644 kocht hij een dubbel pand op de Lauriergracht (76 en 78) voor 10.000 gulden. Houbraken schrijft: Terwyl nu zyn Konstroem alom verspreid wierd, bekroop hem de troulust… Op 3 juni 1645 ging Flinck in ondertrouw met Ingitta Thoveling. Zij kwam oorspronkelijk uit Rotterdam, waar haar vader bewindhebber van de VOC was geweest. Ten tijde van de ondertrouw woonde ze met haar moeder, die weduwe was, op de Prinsengracht. Flincks sociale status ging er steeds meer op vooruit en daarmee steeg de kans op opdrachten van de Amsterdamse elite. Zo schilderde Flinck in de jaren 1640 drie regenten– en schuttersportretten. Met ontzag spreekt Houbraken over het grote atelier van Flinck en één van zijn bewonderaars, Frederik Willem, keurvorst van Brandenburg. Houbraken geeft een lange lijst van bekenden en vrienden van Flinck, allen lid van de Amsterdamse elite, zoals Cornelis en Andries de Graeff, Pieter en Jan Six. In 1651 overleed Flincks vrouw, die al jaren aan waterzucht leed. Flinck zelf veranderde een aantal maanden later van confessie. De doopsgezinde Flinck werd Remonstrants. In de eerste helft van de jaren 1650 maakte Flinck steeds minder schilderijen. Dat lijkt vooral te wijten aan het teruglopen van het aantal portretten dat Flinck maakte. Houbraken zegt daarover: Doch zyn geest, geneigt tot grooter ondernemingen en aangespoort door de Konst van Rubens en van Dyck, die hy te Antwerpen met veel opmerken had wezen beschouwen, wees degenen die hem portretten wilden laten schilderen naderhand af, naar Bartholomeus van der Helst. Houbraken heeft, op basis van overgeleverd werk, grotendeels gelijk. Het aantal portretten neemt zeker flink af, maar het is niet zo dat Flinck helemaal geen portretten meer schilderde. In de tweede helft van de jaren 1650 schilderde Flinck twee zeer grote stukken voor het nieuwe stadhuis. Na de dood van Govert Flinck in 1660 kregen Jordaens, Jan Lievens, Jurriaen Ovens, Jacob van Ruisdael en Rembrandt door de gebroeders De Graeff de opdracht een aantal schilderijen te leveren voor de decoratie van het nieuwe stadhuis in Amsterdam.
De laatste jaren van Flincks leven stonden helemaal in het teken van opdrachten voor het stadhuis. Flinck zou zeven werken met de Bataven als thema schilderen en bovendien nog eens vier met afbeeldingen van goede patriotten, maar volgens Houbraken beliefde het den Almachtigen dit voornemen te stuiten. Toen Flinck stierf, kreeg Rembrandt de opdracht De samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis te schilderen. Joost van den Vondel schreef een treurdicht over het voortijdige overlijden (hij was 45 jaar) van Flinck op 2 februari 1660. Op 7 februari werd hij begraven in de Westerkerk. Zijn zoon Nicolaas Antoni, die van hem het vak leerde, verkocht een pand op de Lauriergracht aan Hendrick van Uylenburgh. Als bewindhebber bij de VOC in Rotterdam raakte hij bevriend met de schilder Adriaen van der Werff.
Flinck was al tijdens zijn leven een gevierd schilder. Zijn portretten vonden niet alleen gretig aftrek onder de Amsterdamse notabelen, maar ook aan het hof van de prins van Oranje en bij Frederik Willem I van Brandenburg. Aanvankelijk was de invloed van Rembrandt goed zichtbaar in zijn werk. Later, vanaf omstreeks 1642, ontwikkelde hij een eigen stijl die meer overeenkwam met de destijds in zwang zijnde classicistische stijl, zoals gebruikt door Bartholomeus van der Helst. Bekende werken van Flinck zijn onder andere Samuel Manasse Ben Israel (1637, in het Mauritshuis in Den Haag) en Isaäk zegent Jacob (1638, Rijksmuseum).
