Edward Angelo Goodall RWS  was een Britse landschaps- en oriëntalistische schilder, lid van de Goodall-kunstenaarsfamilie. Het vroege leven Goodall was de zoon van Edward Goodall, de graveur van de werken van JMW Turner, en zijn broers waren de kunstenaars Frederick Goodall (1822–1904), een koninklijke academicus, en Walter Goodall (1830–1889). Zijn zus Eliza Goodall (1827–1916) was ook een kunstenaar. Edward Angelo ging in de leer bij het kantoor van zijn vader en zijn eigen artistieke talenten kwamen in zijn tienerjaren naar voren toen hij een zilveren medaille won, en lof kreeg van Clarkson Stanfield RA, bij de Society of Arts voor een foto van de landing van de burgemeester op Blackfriars-brug.

Zijn werk werd tentoongesteld in de Royal Watercolour Society. Brits Guyana Moritz Richard Schomburgk kreeg van de Pruisische regering de opdracht om de grenzen van Brits Guyana in kaart te brengen, vergezeld door zijn broer Robert, die natuurhistorische exemplaren moest verzamelen voor het Koninklijk Museum en de Botanische Tuinen in Berlijn. Schomburgk werd kort na zijn aankomst in Brits Guyana getroffen door gele koorts. Hij en de expeditiekunstenaar W.L. Walton, keerde terug naar Engeland. Goodall werd in 1841 gekozen als vervangende kunstenaar, ontving een salaris van 150 pond per jaar en de betaling van zijn overtocht naar Guyana.

Goodall moest de mensen, het landschap, de planten en het dierenleven schetsen. De botanische aquarellen die Goodall had gemaakt werden tentoongesteld in Berlijn, en de schetsen van de inheemse stammen in Londen en Parijs. Alle illustraties werden later geschonken aan het Colonial Office, vonden hun weg naar de Department of Manuscripts van het British Museum en bevinden zich nu in de British Library. De aquarellen tonen de inheemse volkeren van Guyana, waarvan sommige nu zijn uitgestorven, en vormen als zodanig een belangrijk etnografisch record. De schilderijen bevatten ook topografische en botanische onderwerpen. Sommige aquarellen van Goodall zijn gepubliceerd. Goodall hield tijdens zijn expeditie ook een dagboek bij. Dit bevindt zich nu ook in de British Library. Het dagboek werpt licht op het koloniale leven in Georgetown, waar Goodall vijf maanden de tijd had om te doden voordat de expeditie vertrok, evenals de expeditie, haar bevindingen en gevaren, de inheemse volkeren en het karakter en temperament van Schomburgk. Er zijn uittreksels uit het tijdschrift gepubliceerd. In 1845 noemde George Bentham (1800–1884) een plantensoort uit Guyana, Goodallia guianensis Benth. ter ere van hem.

Na zijn terugkeer uit Guyana in 1844 bleef Goodall zijn aquarellen tentoonstellen, voornamelijk bij de Royal Society of Painters in Water Colours, waarvan hij in 1864 tot lid werd gekozen, maar ook bij de Royal Academy, de British Institution en de Vereniging van Britse Kunstenaars.

In december 1854 werd Goodall benoemd tot oorlogskunstenaar op de Krim voor de Illustrated London News. Hij was getuige van de veldslagen bij de Alma en Balaclava, en het beleg van Sebastopol. Een schetsboek uit Goodalls tijd op de Krim bevindt zich in de British Library.

Familiegraf van Edward Goodall op de begraafplaats Highgate Na de Krim reisde Goodall veel en bezocht Frankrijk, Spanje, Portugal, Gibraltar, Egypte, Marokko en Italië (waaronder vijftien bezoeken aan Venetië). Schetsboeken van enkele van zijn Europese reizen bevinden zich in de British Library. Hij bleef zijn werk tentoonstellen in Londen en had in 1901 328 werken tentoongesteld bij de Royal Society of Painters in Water Colors en zesendertig bij de British Institution. Goodall overleed op 16 april 1908 en ligt begraven aan de westkant van Highgate Cemetery, Londen.