Hooch, Pieter De
Rotterdam, 20 november 1629 - Amsterdam, 24 maart 1684
Biografie: Pieter De Hooch
Pieter de Hooch, Rotterdam, 20 november 1629 - 24 maart 1684 in het Dolhuis te Amsterdam, is een Nederlandse kunstschilder. Zijn naam wordt ook wel geschreven als Pieter de Hoogh, Pieter de Hooghe en Pieter Hendricksz. de Hooch.
Pieter de Hooch werd gedoopt in de Hervormde kerk in Rotterdam op 20 december 1629. Zijn vader was metselaar, zijn moeder vroedvrouw. De Hooch ging volgens Arnold Houbraken in de leer bij de landschapsschilder Nicolaes Berchem in Haarlem, samen met Jacob Ochtervelt.
De eerste bron die vermeldt dat hij in Delft woont, is uit augustus 1652. Daar kwam hij in dienst bij de rijke linnenhandelaar Justus de la Grange (ook bekend als Justinius de la Oranje), die elf schilderijen van hem bezat. Mogelijk heeft hij daar werkzaamheden uitgevoerd die met de linnenhandel samenhingen, omdat zijn schilderkunst niet voldoende geld opbracht.[1] De Hooch trouwde 3 mei 1654 met Jannetje van der Burch, de dochter van een aardewerkfabrikant in Delft en zus van de schilder Hendrick van der Burgh. Het paar kreeg zeven kinderen. Het volgende jaar, 20 september 1655, werd hij ingeschreven bij het Sint-Lucasgilde in Delft, waar hij kennis maakte met Johannes Vermeer. Vermeer en de Hooch hebben elkaar stijl beïnvloed.[2] Zijn werk uit het begin van de Delftse periode maakte vrijwel geen indruk waardoor de schilder een armoedig bestaan leed.
Rond 1658 veranderde Pieter de Hooch zijn schilderstijl. Hij ging lichter schilderen, en zijn afbeeldingen werden ruimtelijker en door het gebruik van perspectief ook dieper. Bovendien begon hij zijn werken van een jaartal te voorzien. Vanaf dat moment schilderde Pieter de Hooch zijn topstukken. Deze periode duurde relatief kort, tot ongeveer 1662.
Omstreeks 1660 verhuisde Pieter de Hooch naar Amsterdam. Op 15 april 1661 werd één van zijn dochters gedoopt in de Westerkerk. Aanvankelijk woonde hij er op bescheiden adressen maar in mei 1668 woonde hij in de aanzienlijkere Konijnenstraat in de Jordaan. In Amsterdam kwam hij in contact met de hogere kringen, want zijn interieurs werden eleganter en rijker. Zijn schilderijen werden ook groter, maar zijn schilderstijl werd zwaarder en de schaduwen minder transparant. Er is ook uit deze tijd veel minder werk bekend, misschien heeft dit te maken met zijn geestelijke conditie, want Pieter de Hooch stierf in het Amsterdamse 'Dolhuis' (gekkenhuis), op de Kloveniersburgwal.
Volgens F. Grijzenhout, in New information on Pieter de Hooch and the Amsterdam lunatic asylum, Burlington Magazine CL, sept. 2008, p. 612-613 is het echter zijn zoon, ook Pieter genaamd die in het 'dolhuijs' komt te overlijden en is het inschrijven van zijn zoon alhier het laatste teken van leven van de schilder.
In zijn beginjaren schilderde de Hooch vooral het soldatenleven, bijvoorbeeld landschappen met ruiters en schutters. Na zijn komst naar Delft ging hij genrestukken schilderen, met etende, drinkende en musicerende mensen.
Later (vanaf 1658) legde Pieter de Hooch vooral de interieurs van de Gouden Eeuw vast, met daarin vooral vrouwen. Opvallend is dat hij vrijwel altijd een tegelpatroon op de vloer afbeeldt, waardoor zijn beheersing van het lijnperspectief duidelijk wordt. De diepte van de schilderijen wordt bovendien vrijwel altijd versterkt door een doorkijkje naar buiten, naar een binnenplaats, of naar een andere kamer in het huis. In het doorkijkje is het altijd lichter dan in de kamer op de voorgrond.
Door het afbeelden van vrouwen aan het werk idealiseerde Pieter de Hooch het Hollandse huiselijke leven, met eenvoudige deugden, het efficiënt draaiend houden van het huishouden, en het gewetensvol opvoeden van de kinderen. Zo wordt van het hier afgebeelde schilderij (Moedertaak) dat Pieter de Hooch maakte van een moeder die het haar van haar kind ontluist gezegd dat het verwijst naar een gedicht van Jacob Cats: "Kam, kam u menigmaal, en niet het haar alleen, maar ook dat binnen schuilt, tot aan het innig been", waarmee bedoeld wordt dat men niet alleen zijn haar, maar ook zijn ziel moet verzorgen en reinigen. Het kleurpalet van Pieter de Hooch was warm. Hij gebruikte veel rood en roodbruin.
Pieter de Hooch en Johannes Vermeer worden vaak in één adem genoemd. Het is niet duidelijk wie de ander beïnvloedde, misschien beïnvloedden beiden elkaar. Toch zijn de schilderijen onmiskenbaar verschillend, hoewel beiden vaak vrouwen schilderen die in huis bezig zijn. Pieter de Hooch heeft echter in zijn schilderijen vrijwel altijd een doorkijk naar buiten, terwijl Vermeer zich meestal beperkt tot een raam waardoor het licht naar binnen valt. De diepte van de schilderijen van De Hooch weet Vermeer niet te evenaren. Daarentegen heeft Vermeer een geweldige zachte manier van schilderen, waardoor zijn vrouwen bijzonder lief, levend en bijna aanraakbaar worden.
De Hooch werd ook beïnvloed door zijn tijdgenoot Jan Steen. In tegenstelling tot de schilderijen van Jan Steen, zijn de interieurs van Pieter de Hooch echter altijd onberispelijk schoon en opgeruimd.
De werken van Pieter de Hooch behoren tot de Barokke schilderkunst. Hij is één van de Oude Hollandse Meesters. De Hooch schilderde oorspronkelijk in donkere kleuren, vooral boertige taferelen. Hij is in zijn vroege periode beïnvloed door de Delftse schilder Carel Fabritius, maar later door de Zwolse genreschilder Gerard Terborch, waarbij Johannes Vermeer en Nicolaas Maes moeten worden genoemd, toen De Hoogh begon met het schilderen van interieurs en te spelen met lichtval en perspectief.