Wils, Jan
Alkmaar, 22 februari 1891 - Den Haag, 11 februari 1972
Biografie: Jan Wils
Jan Wils was een Nederlands architect, bekend vanwege zijn kortstondige lidmaatschap van De Stijl en als ontwerper van het Olympisch Stadion in Amsterdam. Voor dit ontwerp won hij bij het onderdeel kunstwedstrijden de gouden medaille op de Olympische Spelen in Amsterdam. Hij was een groot bewonderaar van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright en het moderne Amerikaanse leven, wat resulteerde in een aantal appartementencomplexen, waaronder woningbouwcomplex Daal en Berg, die tegenwoordig aangeduid worden met de term Nieuwe Haagse School. Ook was hij zeer actief in het verenigingsleven en schreef hij voor verschillende kranten en architectuurtijdschriften.
Hij was de oudste zoon van aannemer Evert Wils en zijn vrouw Jannetje Blankman. Van 1903 tot 1907 volgde hij de nijverheidscursus aan de Burgeravondschool in Alkmaar. Een van zijn eerste architectonische studies is een Jugendstilgevel van de apotheek van L. Kruier in Alkmaar uit 1908.[3] In 1910 behaalde hij zijn HBS-diploma eveneens in Alkmaar. Hierna maakte hij verschillende studiereizen, voornamelijk naar Duitsland; tussen 1910 en 1913 was hij verantwoordelijk voor kleine opdrachten in het bedrijf van zijn vader. In 1912 meldde hij zich aan als volontair bij Gemeentewerken Alkmaar en studeerde hij bouwkunde in Delft.
In juni 1912 werd hij tweede in een prijsvraag voor een "landelijke woning", die de Nederlandse Vereniging van Baksteenfabriekanten uitschreef ter gelegenheid van de 'Tentoonstelling van Baksteen' (zie Prijsvraagontwerpen). In 1912 ook kwam zijn eerste belangrijke werk tot stand, de Kennemergarage in Alkmaar. Daarnaast ontwierp hij in deze periode ook arbeiderswoningen en zomerhuisjes in Alkmaar en Bergen. In 1913 verhuisde hij naar Den Haag, waar hij als tekenaar werkte voor het architectenbureau van Johan Mutters. In zijn vrije tijd nam hij deel aan de prijsvraag voor een waterkantoor van architectenvereniging Architectura et Amicitia. Het leverde hem slechts een tweede prijs op, maar zijn werk kwam zo wel onder ogen van de juryleden Berlage, Kromhout en Van der Pek.
In 1914 trouwde Wils met apothekersassistente Gepke van der Veen uit Winschoten en vestigde zich aan de Van Buurenstraat in Den Haag. Hierna ging hij voor Berlage werken en raakte in de ban van zijn geloof in een betere (socialistische) samenleving. Wils ging echter verder dan Berlage en verklaarde zich later aanhanger van het (geestelijk) communisme. Ook kwam hij via Berlage in contact met het werk van Frank Lloyd Wright. Wils werd een overtuigd aanhanger en propagandist van deze Amerikaanse architect, niet alleen vanwege de ‘ruimtelijke kwaliteit’ van zijn werk, maar ook vanwege zijn afkeer van individualiteit en het feit dat hij de mens centraal stelde en niet de architect.
Van 1915 tot 1917 diende Wils diverse prijsvraagontwerpen in, waarvan de meeste in de stijl van de Amsterdamse School. Pas het laatste ontwerp in deze reeks, een paviljoen in het Stadspark in Groningen uit 1917, is geheel in de stijl van Frank Lloyd Wright. Van alle 81 inzendingen was dit ontwerp ongetwijfeld het meest vooruitstrevend. Het oordeel van de jury luidde echter: 'Zoowel uit een constructief als uit een esthetisch oogpunt is er wel iets bedenkelijks in de schijnbaar zwevende galerij. Het plan is in opvatting wel belangwekkend, maar zou voor een berglandschap beter voegen, dan voor het vlakke Groninger park'. In 1916 werd Wils secretaris van Architectura et Amicitia, waar hij op 24 januari van dat jaar een succesvolle lezing hield over vereenvoudigde en geometrische architectuur. Deze ideeën verwezenlijkte hij in een boerderij in Winschoten (1916-1917) en in de N.H. kerk in Kinderdijk (1916-1920), een bekroond antwoord op een prijsvraag.
Wils besteedde in het begin van zijn carrière ook aandacht aan het ontwerpen van interieur en meubels. In 1916 kreeg hij een 'loffelijke vermelding' in een prijsvraag voor 'arbeidersmeubelen' en sinds 1917 ontwierp hij voor de Alkmaarse meubelfabriek Eik en Linde. Als interieurontwerper probeerde Wils de woning te bevrijden van de prullaria uit de 19e eeuw.
In 1916 ontmoette hij kunstenaar Theo van Doesburg hetzij in de Haagsche Kunstkring, hetzij in de Leidsche Kunstclub De Sphinx en hun ideeën over individualiteit en moderne architectuur kwamen zodanig met elkaar overeen, dat Wils hem hetzelfde jaar nog betrok bij de decoratie van het door hem in 1916 ontworpen Huis De Lange in Alkmaar. Hierna zouden Wils en Van Doesburg nog vaker samenwerken. Zo ontwierp Van Doesburg in 1917 glas in loodramen en kleuroplossingen voor een school en onderwijswoning in Sint Anthoniepolder en voor de in april 1917 ontworpen villa De Karperton in Bergermeer. In 1919 wonnen Wils en Van Doesburg een tweede prijs voor hun ontwerp van een monument op het stationsplein in Leeuwarden als antwoord op een architectuurprijsvraag. Wils ontwierp de inrichting van het plein en Van Doesburg het monument.
Eind 1917 betrok Van Doesburg hem ook bij het pas opgerichte tijdschrift De Stijl. Wils schreef twee artikelen voor dit blad (zie Publicaties) en eind 1918 onderschreef hij, naast Theo van Doesburg, Robert van 't Hoff, Vilmos Huszár, Antony Kok, Piet Mondriaan en Georges Vantongerloo, het eerste manifest, Manifest I, van de gelijknamige groep.
In 1918 ontwierp hij Hotel De Dubbele Sleutel in het centrum van Woerden, dat gold als een sleutelwerk uit de beginperiode van De Stijl. Toen mede-De Stijl-leden J.J.P. Oud en Robert van 't Hoff toen nog op veel punten symmetrie toepasten, probeerde Wils dit in De Dubbele Sleutel nadrukkelijk te vermijden. Hij ging daarin zelfs zo ver dat hij de ingewikkelde roedeverdeling van de ramen door Van Doesburg in verschillende kleuren liet oplossen. Toch had het Hotel enkele fremdkörper, zoals een flauw hellend dak. Dit loste hij op in het in november van dat jaar voor W. Klaas ontworpen dubbel herenhuis in Alkmaar. Hij kon zich hierin helemaal uitleven en verlevendigde de gevel door bouwvolumes uit en in te laten springen, waardoor een grote mate van plasticiteit ontstond. In het huis zijn kleursporen teruggevonden, die waarschijnlijk door Huszár zijn ontworpen.
Lang duurde Wils' lidmaatschap van De Stijl echter niet, want in 1919 kreeg hij onenigheid met Van Doesburg over de financiële waardering voor diens 'kleuroplossingen' van De Dubbele Sleutel en het feit dat Wils geschreven had voor het tijdschrift Wendingen en redacteur werd van het in 1918 door Co Brandes opgerichte tijdschrift Levende kunst, die Van Doesburg als tegenhangers van zijn eigen tijdschrift zag.[12] Toch hielp Wils in juli 1920 mee aan de in de Haagsche Kunstkring gehouden tentoonstelling 'La Section d'Or', in het kader waarvan Van Doesburg een lezing hield en steunde hij De Stijl toen deze in 1925 geweigerd werd deel te nemen aan de Exposition des Arts Décoratifs in Parijs. Wils won echter wel een gouden medaille op deze tentoonstelling.
Als geestelijk communist had de strijd tegen de woningnood, die Nederland in de jaren na de Eerste Wereldoorlog teisterde, zijn aandacht. In december 1918 ontwierp Wils een complex van 18 'arbeiderswoningen' en één winkelhuis voor de Woerdense Vereniging voor Volkshuisvesting. Eerder dat jaar ontwierp hij voor de secretaris van deze vereniging, F.A. Minkema, een kantoortje aan zijn woning aan de Oostdam in Woerden. Wils was geïnteresseerd in de verbetering van de volkswoningbouw en zocht naar een nieuwe architectuur voor nieuwe woonvormen.
In het voorjaar van 1919 ontving hij, op advies van de inspecteur van Volksgezondheid, van woningbouwvereniging Uitbreiding-West in Gorinchem de opdracht aldaar 149 arbeiderswoningen te ontwerpen. Wils wilde de woninggroepen door gras en bloemen tot een hooger plan opvoeren. Dit plan mislukte echter faliekant. Tot grote teleurstelling van Wils vertrapten de bewoners van het in mei 1921 opgeleverde wijkje het gras, trokken bloemen uit bloembakken en vernielden boompjes.
Een zeer geslaagd voorbeeld van volkswoningbouw zijn de 28 woningen die hij in februari 1920, toen hij in Stompwijk woonde, ontwierp voor de Departementale Woningbouw in Oudewater. Het contract hiervoor werd echter pas op 1 juli 1921 getekend. Het wijkje, dat in 1922 gereed kwam, heeft vanwege zijn rode bakstenen de bijnaam het 'rode dorp'.Maar het bleef niet bij het ontwerpen van arbeiderswoningen. In 1921 richtte hij woningcorporatie Bouwplan Voorburg op, met als doel aan de Laan van Nieuw Oost-Indië een woningbouwcomplex bestaande uit 56 woningen te bouwen.
Na de Eerste Wereldoorlog werd Wils actief lid van de Haagsche Kunstkring; van 1919 tot 1923 ook als secretaris. Hij hield er de lezingen 'Het vrijstaande monument in het moderne stadsbeeld' (1918) en 'Hedendaagse stroomingen in de bouwkunst' (1919). Ook nodigde hij zijn Duitse collega's Erich Mendelsohn en Fritz Schumacher uit om bij de HKK lezingen te geven. Verder droeg hij bij aan een tentoonstelling over architectuur en volkshuisvesting. Dit leidde in 1920 tot de uitgave van het boek Volkswoningbouw met een inleiding door Berlage, tekeningen van Wils en een kaft ontworpen door Huszár.
In november 1919 was hij aanwezig op het 'Congres van den Steden-herbouw' in Brussel, waar een groot aantal Nederlandse architecten aan deelnamen, onder wie Berlage, Kramer en Kromhout. Op 5 februari 1920 gaf hij de lezing 'architectuur' voor de leden van de Rotterdamse academie. Op 22 en 23 november van dat jaar hield hij twee lezingen in het Secessionsgebouw in Wenen: de eerste getiteld 'Moderne bouwkunst in Nederland' en de tweede 'Enige gedachten over de bouwkunst van onzen tijd'. In 1923 droeg hij bij aan de ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina georganiseerde tentoonstelling 'Haagsche Bouwkunst sedert 1898', die 23 augustus van dat jaar opende. Ook was Wils 'bouwkundig medewerker' van Het Vaderland, adviseur van het door Het Vaderland uitgegeven 'Extra-Weekblad ter bestrijding der woningcrisis' en vanaf juli 1924 redacteur van Het Bouwbedrijf. Verder was hij vicevoorzitter van het Vincent van Gogh-genootschap en lid van het Nederlandsch kunstenaarsverbond. Op 14 juni 1924 werd hij herkozen als bestuurslid van de Bond van Nederlandse Architecten. Eind 1924 spande hij zich in voor de 'Nederlandsche Union Instellectuele', die aan de ‘geestelijke ontreddering, gevolg van den wereldoorlog een einde [wilde] maken’.
In 1919 had Wils in Voorburg kunstenaar Piet Zwart leren kennen. Zwart werkte vervolgens twee jaar als tekenaar bij Wils en droeg bij aan verschillende, belangrijke bouwprojecten. Ook ontwierp hij het briefpapier van Wils. Ook Vilmos Huszár, die lid van De Stijl was gebleven, werkte enige tijd voor Wils. Zo ontwierpen Wils en Huszár tussen 1920 en 1921 het fotoatelier van Henri Berssenbrugge in Den Haag, waarbij Wils het interieur en meubels ontwierp en Huszár deze van kleur voorzag. Van alle ontwerpen van Wils sluit dit het nauwst aan bij de uitgangspunten van De Stijl.
Herfst 1918 maakte Wils een ontwerp voor een prijsvraag, die in augustus van dat jaar door de buurtvereniging Bezuidenhout werd uitgeschreven ter verbetering van de verbinding tussen het Bezuidenhoutkwartier en Wijk VII in Den Haag. Wils' oplossing week in die zin van de andere inzendingen af, dat hij niet de zoveelste tuinstad ontwierp, maar monumentale huizenblokken plaatste rondom enorme, semiopenbare binnentuinen. Het is onbekend of Wils dit ontwerp ook heeft ingezonden, maar hij paste hetzelfde idee niet veel later toe in woningbouwcomplex Daal en Berg, dat deel uitmaakte van het uitbreidingsplan Laan van Meerdervoort II in Den Haag.[20] Op 5 juli 1919 werd Wils door de Coöperatieve Woningbouwvereniging Daal en Berg gevraagd dit complex te ontwerpen. Het kwam in 1921 gereed en betekende de doorbraak van Wils als architect. Toch was niet iedereen positief. H.W. Valk schreef naar aanleiding van de eind 1920 in de Koninklijke School voor Techniek en Ambacht in 's-Hertogenbosch gehouden 'Tentoonstelling van Middenstandswoningen', dat hij knapper werk van Wils meende te kennen.
In augustus 1920 ontwierp Wils in opdracht van de N.V. Hollandsche Deurenfabriek C. Bruynzeel en Zonen de nieuwe deurenfabriek van dit bedrijf in Zaandam, alsmede de bungalow Stormhoek voor directeur Cornelis Bruynzeel Jr., eveneens in Zaandam. Bruynzeel zou Wils daarna tot 1956 voor uitbreidingen van deze fabriek consulteren.
Wils wordt samen met Co Brandes gerekend tot de Nieuwe Haagse School, een term die in 1920 voor het eerst door C.J. Blaauw werd gebruikt. De invloed van Wright op de Nieuwe Haagse School is evident, vooral wat betreft de plattegronden. Decoratie was niet of nauwelijks aanwezig. Schoonheid werd verkregen door het harmonieus groeperen van bouwvolumes in combinatie met horizontale en verticale accenten in de vorm van dorpels, lateien en luifels.
Veel van Wils' ideeën zijn ook terug te vinden in de publicatie Het Woonhuis, die van 1922-1923 in twee delen werd uitgegeven (zie Publicaties). Deze boekjes waren bedoeld voor mensen met een laag inkomen die hun eigen woning wilden bouwen of verbouwen. Hij schreef hierin dat de moderne architectuur een 'vereenvoudiging van het openbare en een verdieping van het geestelijke leven' inhield. De woning moest volgens Wils ‘een schoonheidssensatie teweeg brengen, maar tevens een gevoel van welbehagen, van gemakkelijkheid ter bewoning, van practische bruikbaarheid bezitten’. Verder pleitte hij voor het platte dak, het toepassen van gewapend beton en een maximale lichtinval. Ook noemde hij de kleur als zelfstandig element 'een veelbelovend verschijnsel'.
Wils was ook een bewonderaar van het werk van de Schotse meubelontwerper Eileen Gray. Naar eigen zeggen kwam hij met haar werk in contact toen hij een tentoonstelling in Parijs bezocht. In 1922 exposeerde zij een zwartgelakt kamerscherm op een tentoonstelling in Amsterdam. Gray was echter zo ontevreden over de inrichting dat ze Wils vroeg deze te veranderen. Later, in 1924, schreef Wils de inleiding voor een nummer van Wendingen geheel gewijd aan haar werk. Ook schreef hij twee keer, in 1923 en 1932, positief over het werk van Willem Penaat.
In 1923 mengde Wils zich in de discussie rondom het nieuwe stadhuis aan het Spui. Omdat hij bang was dat zo 'op een plekje van een paar hectaren alles wat men aan monumentale gebouwen heeft' gebouwd zou worden, net als eerder aan de Rotterdamse Coolsingel was gebeurd, ondertekende hij op 5 februari van dat jaar samen met onder anderen Berlage, Roosenberg en de directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg, Kalf, een adres aan de gemeente met het verzoek het nieuwe stadhuis op het Alexanderveld te bouwen. De gemeente ging echter niet akkoord en dus ontwierp Wils in 1924-1925 op aanwijzing van Kalf een alternatief ontwerp voor het Spui, wat echter niet geaccepteerd werd.
Kunststromingen: Stijl (De)