Joost Baljeu 1953: Geometrisch-abstracte vormentaal
15 juni 2016
Joost Baljeu (1925-1991)
Zonder titel
Gesigneerd en gedateerd 'Baljeu. 1953' (links onder)
Olieverf op doek
80 x 60 cm.
Geschilderd in 1953
Prijs op aanvraag
Joost Baljeu
Als leerling van de `Afdeeling tot opleiding van teekenleraren’ van het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs in Amsterdam schilderde Joost Baljeu realistische landschappen, stadsgezichten en stillevens. Ook na het beëindigen van zijn opleiding werkte hij nog enige tijd in die trant voort. In 1950 hield hij er echter resoluut mee op. Net als andere kunstenaars van zijn generatie begon hij zich to oriënteren op artistieke vernieuwingsbewegingen van voor de oorlog, in het bijzonder op het Cubisme en de daaruit voortgekomen abstractie. ‘Ik zocht het nieuwe, dat wat werkelijk toekomst in zich hield’, merkte hij daar later zelf over op.
Hij liet zich inspireren door het ideaal van een universele kunst, zoals dat eerder door de kunstenaars van De Stijl was uitgedragen, en ging zich uitdrukken in een geometrisch-abstracte vormentaal. Aanvankelijk liet hij nog schuine lijnen toe in zijn schilderijen, maar al snel werden de composities volledig orthogonaal. In 1955 bestonden zij nog slechts uit enkele naast elkaar geplaatste rechthoekige en vierkante kleurvlakken, van ecolourslkaar gescheiden door lijnen van gelijke dikte en uitgevoerd in de primaire kleuren rood, geel en blauw en de niet-kleuren zwart, grijs en wit.
Baljeu’s belangstelling voor De Stijl werd gewekt doordat hij in deze tijd betrokken raakte bij een discussie die internationaal sterk in de aandacht stond. De aanleiding vormde een prijsvraag voor een wijkcentrum in Amsterdam -Noord. Een eis van de prijsvraag was, dat in het ontwerp het samengaan van architectuur, schilderkunst en beeldhouwkunst gedemonstreerd moest worden. Baljeu nam samen met de architect Dick van Woerkom en de beeldhouwer Carel Visser aan die prijsvraag deel. Hij ontwierp voor het wijkcentrum twee monumentale wandschilderingen, die in hun compositie nauw aansloten bij zijn hiervoor besproken schilderijen. (Tekst: Jonneke Fritz-Jobse)