Expressionisme
Heet elke kunstrichting waarbij de aandacht in het kunstwerk volledig geconcentreerd is op een zo sterk mogelijke zeggings- of uitdrukkingskracht. De in het onderwerp beleefde emotie dient op de meest sprekende wijze. d.w.z. zonder omwegen, te worden omgezet in vorm, lijn of kleur. Deze laatsten drie grijpen in elkaar en kunnen ertoe bijdragen het doel, waarna gestreeft wordt naderbij te brengen. Van schoonheid in klassieke zin is geen sprake: het expressionisme vermijdt "schone harmonieen van vorm, lijn en kleur, die immers het resultaat van een langzaam rijpingsproces zijn. Het expressionisme is de kunst van het spontane, het onmiddelijk, van al hetgeen opwelt in de menselijke ziel. Niet te loochenen valt het feit, dat crisisperioden het ontstaan van het expressinisme bevorderen. De romaanse volken, wier kunstopvattingen voor alles op stilering berust, verzetten zich in wezen tegen het ongebreiddelde, dat de voedingsbodem van het expressionisme vormt. Frankrijk en Italie hebben nauwelijks zuiver expressionisme gekend: een figuur als bijvoorbeeld H. Rouault is een op zich zelf staand geval gebleven. Anders bij Duitsers, Duitse-Zwitsers (F. Hodler en enige geestverwanten), Oostenrijkers en Vlamingen. Een eigenaardigheid is nog, dat het vooral kustgebieden zijn, waar het expressionisme gebloeid heeft (P. Modersohn-Becker, Nolde, Munch, Permeke, Ensor). Het verdient geen aanbeveling het Expressionisme ook een faseb uit het verleden te bezigen: expressionisme noemt men de beweging in he eerste kwart van de 20ste eeuw, die haar wortels heeft in het einde van de 19de eeuw. Het hoofdaccent ligt op de schilderkunst en grafiek. De sculptuur heeft het expressionisme slechts bij uitzondering beleden (E. Barlach en zo men wil ook W. Lembruck). De houtsculptuur van L. Kirchner, die in dit verband eveneens thuishoort, is uitsluitend een reactie op de negersculptuur, waarvan de expressieve waarde eerste toen herkend werd. Waar de term expressionisme vandaan komt, is thans moeilijk meer na te gaan. Het gebruik staat op naam van verschillende personen: de Franse schilder J.A. Herve, P. Cassirer, de Franse criticus L. Vauxcelles en ten slotte Herwarth Walden. Laatstgenoemde zou het eerst in zijn polemisch weekblad Der Sturm in 1911, van expressionisme gesproken hebben in de zin van alle avant-garderichtingen als kubisme, futurisme enz.