Pop-Art
De naam pop art is in 1954 gelanceerd door de Britse criticus Lawrence Alloway, alhoewel de term al in 1947 door de Britse beeldhouwer Paolozzi werd gebruikt. Deze figuratieve stroming bond een grote verscheidenheid aan stijlen en technieken. Het gemeenschappelijke uitgangspunt was de interesse voor de hedendaagse populaire cultuur, vooral de triviale cultuurvormen uit de Verenigde Staten. Massaproducten uit het alledaagse leven, reclame, strips, films, massamedia en idolen waren veel voorkomende onderwerpen. Meestal oogden de kunstwerken net als in de reclamewereld jeugdig, luchtig en speels. De Amerikaanse kunstenaars namen zelf veelvuldig elementen uit de beeldtaal van de reclame over. De consumptiemaatschappij werd vaak positief belicht, hoewel er ook kritische pop art werken bestaan. Het optimisme over de consumptiemaatschappij is gemakkelijk te bevatten als we de schaarste van de jaren veertig in herinnering nemen. De kunstwerken waren gericht op een groot publiek. De pop art was dan ook een toegankelijke stroming. Er werd afgerekend met het intellectuele, gewichtige en elitaire imago van de beeldende kunst. De beeldtaal sloot aan bij de veranderende smaak. In tegenstelling tot vele andere stromingen werd er dus niet gestreefd naar een universele stijl of eeuwigheidswaarde. Een aantal pop-kunstenaars wilden werken maken die ook betaalbaar waren voor de massa. Grafische technieken en de fotografie werden gewaardeerd omdat ze net als de geïndustrialiseerde producten in oplagen konden worden vervaardig en ze minder persoonlijk ogen als handmatig vervaardigde werken. De positieve waardering voor massaproducten leidt in de pop-art van de jaren zestig veelvuldig tot het verdoezelen van sporen van handwerk. Warhal gaat daarin het verst; hij noemde zichzelf een machine en zijn atelier The factory. De Pop Art ontwikkelde zich haast gelijktijdig in Engeland ( Londen) en de U.S.A. Engeland was iets eerder, maar in de V.S. was de breuk met de kunst van het verleden groter. De meeste Engelse popkunstenaars hadden in tegenstelling tot de Amerikanen een traditionele opleiding gevolgd aan een kunstacademie. De Britse werken zijn meestal subtieler, esthetischer en tonen vaak diepgang. De Amerikaanse popkunstenaars waren echter veel radicaler; de kunsthistorische waardering voor hun werk is daardoor groter. De Pop Art ontwikkelde zich haast gelijktijdig in Engeland ( Londen) en de U.S.A. Engeland was iets eerder, maar in de V.S. was de breuk met de kunst van het verleden groter. De meeste Engelse popkunstenaars hadden in tegenstelling tot de Amerikanen een traditionele opleiding gevolgd aan een kunstacademie. De Britse werken zijn meestal subtieler, esthetischer en vertonen vaak diepgang en ironie. De Amerikaanse popkunstenaars waren echter veel radicaler; de kunsthistorische waardering voor hun werk is daardoor groter. De eerste pop-art expositie werd in 1954 georganiseerd door een groep jonge kunstenaars, de Independent Group genaamd. Deze befaamde expositie in de Londense Whitechapel Art Gallery heette This is tomorrow now. Richard Hamilton (1922) was één van de deelnemers en organisatoren. De Franse nouveau réalistes zijn verwant aan de pop art.