Katoen (code:P013)
Plantaardige grondstof voor garen en weefsel. Voor de noord- nederlandse kunst van belang door de handel van de v. O. C. , die het zeer fijne, in india inheemse en als huisvlijt gewrochte weefsel als ruilmiddel voor de specerijhandel bezigde. Dan ook als sits en zgn. Fries bont naar europa geexporteerd en daar, als zijde zo kostbaar, gewaardeerd. In de kostuumgeschiedenis ca 1650 opgekomen en tot laat in de 18de eeuw in de voorname mode toegepast in gebloemde en geruite vorm, en in de empire-mode effen wit als de 'mousseline del'inde' en 'percale', om uiteidelijk in de 19de eeuw overal en in de 20ste eeuw hier en daar op het platteland in de klederdrachten in zwang te zijn. Behalve sitsbeschilderingen onderging het katoen batik- en drukprocedes.