Beeldhouwkunst en kunstobjekten (code:b)
Behoort met de schilderkunst en grafiek tot de beeldende kunsten, waarbij de afbeelding van de menselijke en dierlijke figuur hoofdzaak is. sinds de ontwikkeling van de absolute plastiek is in deze toestand van zaken enige verandering gekomen, die ter wille van de duidelijkheid in hetgeen volgt voorlopig buiten beschouwing is gelaten. de beeldhouwkunst omvat een zeer ruim gebied, waarvan de onderafdelingen in de praktijk vaak zonder nader onderscheid worden gebruikt. allereerst heeft men te maken met het begrip plastiek (< grieks plassein, of plattein, vormen, kneden ). hoofdzaak is hier het boetseren of modelleren van een zachte substantie als klei, was en anderszins. bij het boetseren kunnen naar wens van de kunstenaar telkens kleine hoeveelheden weggenomen of een enkele maal zo nodig toegevoegd worden. gewoonlijk is het boetseren geen doel op zich zelf, maar een doorgangsstadium, waarbij de geboetseerde figuur als model dienst doet, zowel voor een werk van grotere afmeting, in steen uitgevoerd, ofwel als voorstudie voor een in metaal te gieten model. het uiteindelijk verkregen resultaat, het in hard materiaal uitgevoerde plastische beeldwerk, verschilt vnl. in de wijze van het tot stand komen en niet in wezen van de sculptuur, het oereigen gebied van de beeldhouwkunst. vandaar dat in nederland de termen plastiek en sculptuur vrijwel steeds zonder onderscheid door elkaar worden gbruikt, hetgeen in een beeldhouwersland als italie nog heden ten dage allerminst het geval is. sculptuur is de kunst, uit een hard materiaal ( steen, waaronder zulke soorten als graniet en basalt ) figuren ruimtelijk of drie dimensionaal of in relief uit te houwen. de steen of het marmer wordt deels met behulp van hamer en beitels weggekapt, ofwel door steenboren verwijderd, ten einde de figuur uit het blok te voorschijn te toveren. men kan de beeldhouwkunst op verschillende wijze onderverdelen, al naar gelang het accent valt op het gebezigde materiaal, de soort of het onderwerp. wat het laaste betreft, kan men onderscheid maken tussen de sculptuur van menselijke en dierlijke figuren ( alleen of in groepen verenigd ) en ornamentale of decoratieve sculptuur. bij de eerstegenoemde groep kan men idealistische onderwerpen behandelen ontleend aan religie,mythologie, allegorie, literatuur voorts kan zij monumenten ontwerpen, welke op de grafkunst betrekking hebben. een belangrijk onderdeel van de beeldhouwkunst vormt de beeldsnijkunst die echter strikt genomen, althans voor zover het de glyptiek en de stempelsnijkunst betreft, buiten de eigenlijke beeldhouwkunst valt. zowel figuren in het rond als reliefs kunnen dienen als versiering van architectuurmonumenten, in welk geval men tegenwoordig van bouwplastiek spreekt. in wijdere zin bevat de architectuur vele plastische onderdelen, als bijv. deur- en vensteromlijstingen. in dit geval is de beeldhouwkunst geheel aan de bouwkunst ondergeschikt en accentueert en decoreert zij slechts de abstract-stereometrische vormen van het bouwwerk. de architectuur is overigens zonder de plastiek moeilijk denkbaar; in sommige gevallen, als bijv. de renaissance-architectuur in florence, treedt de aangeboren plastische inslag der bouwmeesters zozeer op de voorgrond, dat daardoor grotendeels het karakter hunner bouwscheppingen bepaald wordt. een bijzonder probleem biedt de polychromie in de beeldhouwkunst. door onze klassieke opvoeding zijn wij aan stralende witte marmersculpturen gewend geraakt, een inzicht dat door museumbezoek nog versterkt wordt. de volken der oudheid rondom de middellandse zee plychromeerde evenwel al hun beeldhouwwerk in steen en hout, zij het ook aanvankelijk niet in streng naturalistische zin. het aanbrengen van kleuren werd aan schilders van naam toevertrouwd en in latere tijden, in de middeleeuwse beeldsnijkunst was het niet anders, een ontwikkeling welke in de germaanse landen tot diep in de18de eeuw voortduurt. eertst de renaissance in italie liet het marmer ongekleurd, terwijl in devolkskunst de gekleurde houten poppen tot op de huidige dag bleven bestaan. het tegenwoordige streven naar abstracte kunst verfoeit de gepolychromeerde kunst en een kunstenaar als marino marini is uiterst discreet in zijn aanduidingen van kleuren op zijn houtsculptuur. de beeldhouwkunst heeft sinds het einde der vorige eeuw zulke ingrijpende veranderingen ondergaan, die samengaan met de ontwikkeling der bouwkunst en vooral van de schilderkunst, dat thans alle begrenzingen hun zin dreigen te verliezen. vormde tot dusverre het statische moment, het in zich zelf besloten zijn, een der gronslagen van de beeldhouwkunst, sedert de barok kwam het verlangen naar de bewogen figuur, sinds het impressionisme dat naar de momentopname op. deze fase wordt nog overtroffen door de zgn. kinetische sculptuur. het natuurvoorbeeld werd verlaten voor zover het de uiterlijke vormen betrof, om plaats te maken voor de strakke vormen van het kubisme en om te eindigen, voorlopig althans, in de zgn. absolute kunst. op enige afstand van de ontwikkeling der schilderkunst volgt ook de beeldhouwkunst de verschillende fasen der moderne kunst, daarbij steun zoekend bij de kunst van de oude chinezen, de egyptenaren, de archaisch griekse kunst, de etruskische, de romaanse en gotische sculptuur, negerplastiek en de kunst van alle mogelijke exotische zgn. vroege culturen. stijleenheid, zoals die voor 1800 overal te herkennen was, is in de moderne beeldhouwkunst verloren gegaan. dit betekent op zich zelf nog niet, dat de sculptuur in wezen veranderd zou zijn. henry moore , ossip zadkine, josephn lipchitz, marino marini en fritz wotruba trachten, iieder op eigen wijze, aan hetgeen zij voor de essentie van de beeldhouwkunst houden, vorm te geven en eerst latere geslachten zullen kunnen uitmaken in hoever hun ernstige pogingen geslaagd mogen heten.