Stereofotografie (code:y100)
Stereoscopie is het bekijken van een bepaald beeld met diepte door met elk oog een afbeelding te bekijken. Die twee afbeeldingen worden samen één stereoafbeelding genoemd. Meestal zijn het foto's, een stereofoto dus. Het maken van een stereofoto wordt stereofotografie genoemd.
Men spreekt ook wel van 3D. Deze term wordt echter ook veel gebruikt voor de perspectivische weergave bij afbeeldingen op een plat scherm, waarbij geen sprake is van stereoscopisch zien.
De eerste die het ruimtelijk zien goed beschreef, was de Britse natuurkundige Wheatstone. Hij deed dat in 1838. Op basis hiervan maakte hij zijn stereoscoop, waarmee voor het eerst van twee platte afbeeldingen de illusie van een driedimensionaal beeld kon worden verkregen. Stereoscopie werd halverwege de negentiende eeuw populair, maar verloor in de jaren tien van de twintigste eeuw snel terrein aan de film.[bron?] Analoge stereocamera's waren in de eerste helft van de 20e eeuw nog een normaal verschijnsel. Omstreeks 1970 was er nog een camera leverbaar waarmee View-Masterschijven konden worden gemaakt. In de jaren tachtig verscheen er een camera van Nimslo met vier lenzen die opnamen kon maken die door de fabrikant kunnen worden afgedrukt op kaarten met daaroverheen doorzichtig 'ribbeltjesplastic' (de lenticulaire lens) die diepte geven aan de foto zonder dat er een stereoscoop nodig is.
Sinds het begin van de 21e eeuw heeft stereoscopie een opleving en sindsdien zijn er digitale stereocamera's verkrijgbaar (o.a. Fujifilm). In de populaire literatuur spreekt men tegenwoordig echter niet van stereo, maar van 3D, waarbij men de indruk wekt dat het een nieuwe ontwikkeling is.
Stereoscopie is natuurlijk niet hetzelfde als stereofonie. Het laatste is in onze huiskamers gemeengoed geworden. Beide hebben gemeen dat ze een ruimtelijke indruk geven door twee opnamen (twee foto's respectievelijk twee geluidsopnamen) te maken. Het tegengestelde van stereo, als er maar één opname wordt gemaakt, heet in beide gevallen mono.
De klassieke Holmes-stereokaarten zijn kartonnen kaarten van ongeveer 17 × 8 cm. Ze passen in de populaire stereoscoop met twee lenzen, die in de 19e eeuw in bijna elk huis bekend was.
Stereodia's worden bij voorkeur bewaard in een dubbel diaraampje. De maat van zo'n raampje is gestandaardiseerd op 41 × 101 mm. Het past in een stereoscoop, meestal met ingebouwde verlichting, en in een stereoprojector.
Sommige stereofotografen gebruiken gewone diaraampjes van 49 × 49 mm (gescheiden paren). Er zijn dan twee raampjes nodig voor elk stereopaar en er worden twee gewone projectoren gebruikt. Het voordeel is dat het materiaal gemakkelijk verkrijgbaar is.
Voor stereofilms bestaan er verschillende mogelijkheden. Een anaglyphfilm is in technisch opzicht niet anders dan een gewone film en kan dan ook in elke bioscoop vertoond worden. Wordt gewerkt met twee aparte films, dan zijn er twee projectoren nodig en moet er goed gelet worden op de juiste synchronisatie.